Laatst bijgewerkt: Juli 2025
In de visserijwereld spreekt men over grootschalige visserij, kleinschalige visserij, offshore visserij, kustvisserij, kanaalvisserij, garnaalvisserij, boomkorvisserij, enz. Deze vaktermen kunnen enerzijds duiden op de diersoort of op de specifieke waterlaag waarin deze zich bevindt (op de bodem, dicht bij de bodem, in open water, aan het oppervlak). Anderzijds kunnen deze termen ook wijzen op het type schip of vistuig dat is aangepast aan de gezochte soort, zijn leefgebied en zijn gedrag. Sommige soorten kan men vangen met passieve technieken (staande netten, korven…); andere soorten kunnen dan weer enkel gevangen worden met actieve vistuigen (sleepnetten, zegens…). De vistuigen die professionele vissers tegenwoordig gebruiken, zijn dankzij hun voortdurend verbeterde ontwerp in staat om vis, schaal- en schelpdieren efficiënt te vangen. Technisch visserijonderzoek zorgt ervoor dat de gebruikte technieken en tuigen steeds milieuvriendelijker worden, steeds selectiever vissen op de doelsoorten (beperken van bijvangst) en veiliger worden om mee te werken.
TWEE CATEGORIEËN VAN VISTUIGEN
ACTIEVE VISSERIJMETHODES
Sleepnetten zijn trechtervormig netten die over de bodem worden gesleept (bodemsleepnetten en boomkor) of zwevend door de waterkolom worden getrokken (pelagische sleepnetten).
Zegens en ringnetten hebben als principe dat een school vis ingesloten wordt door er met een omtrekkende beweging rond te varen. Men onderscheidt enerzijds zegens zonder sluitlijn, zoals de Deense zegen die in ondiep water wordt gebruikt, en de Schotse zegen die in dieper water wordt toegepast. Anderzijds zijn er ook de ringzegens (vaak aangeduid met de Engelse term “purse seining”) waarbij, na het omsluiten van de school vissen, de sluitlijn aan de onderkant van het net wordt dichtgetrokken.
Dreggen zijn metalen frames, waar al dan niet een klein net aan gemonteerd is, die door de zeebodem worden getrokken. De dreg schept de in de bodem levende dieren op, en vangt daarnaast ook dieren mee die zich op of net boven de bodem bevinden. Ze worden vooral gebruikt om schelpdieren te vissen.
PASSIEVE VISSERIJMETHODES
Kieuwnetten en soortgelijke staande netten is de samenvattende term voor alle vismethoden waarbij een net verticaal in het water staat of hangt (ook wel staand want genoemd). Vissen zwemmen er vrijwillig in of worden er met behulp van de stroming in gebracht. Er bestaan twee soorten: kieuwnetten (of recht net) en warrelnetten (bestaande uit 3 lagen mazen).
Haken en lijnen bestaan uit een lijn waaraan vishaken (meestal met aas) of andere lokmiddelen bevestigd zijn. De beuglijn bestaat uit één hoofdlijn (die van variabele lengte kan zijn) waarop talrijke zijlijnen met haken zijn bevestigd. Beuglijnen kunnen ingezet worden in de waterkolom of op de bodem.
Korven en vallen onder de vorm van fuiken, weren, korven en potten.

ACTIEVE VISSERIJMETHODES
Sleepnetten
Algemeen kunnen we sleepnetten beschrijven als trechtervormige netten die voortgesleept worden door een “trawler”. Dit type vissersvaartuig kan een of meerdere sleepnetten voorttrekken. Als twee trawlers gezamenlijk één groot sleepnet voorttrekken, spreekt men van “spanvisserij”. Nadat het sleepnet lang genoeg is voortgesleept, wordt het achterste deel van het net (“de kuil”) uit het water gehaald en geleegd op het dek of in het scheepsruim.
Mogelijke milieu-impact van sleepnetten:
- Bijvangst van te kleine exemplaren van de doelsoorten;
- Bijvangst van (te kleine) exemplaren van soorten die niet tot de doelsoorten behoren;
- Vissen die al in het begin van de sleep gevangen werden, kunnen in de kuil vermorzeld worden door de rest van de vangst. Zo worden ze niet meer verkoopbaar (verlies).
Mogelijke milieu-impact van sleepnetten die in contact staan met de bodem:
- Beroering van de zeebodem en vernieling van de habitat (afhankelijk of het type habitat minder of meer gevoelig is).
- Aantasting of eliminatie van sedentaire soorten, zoals algen, riffen van koralen, sponzen, kokerwormen, etc.
BODEMSLEEPNET
Het bodemsleepnet (ook bodembordennet, -plankennet of -ottertrawl genoemd) bestaat in vele vormen en kan zowel in ondiep als diep water, dicht of ver van de kust ingezet worden. Het net vangt soorten die op of nabij de zeebodem leven. Het net wordt opengehouden met houten of metalen borden die over de bodem scheren. Er bestaan ook constructies waarbij twee scheerborden twee of
meerdere (kleinere) netten tegelijkertijd openhouden: “twinrig” of “multirig”.
➜ Doelsoorten: rondvissen (zoals kabeljauw, leng, schelvis, wijting), platvissen (zoals tong en schol), Noorse kreeft en garnaal.
Er zijn al maatregelen getroffen om de milieu-impact van bodemsleepnetten te verminderen, zoals: het vergroten van de maaswijdte, het plaatsen van selectieve ontsnappingsvensters om ongewenste
vangsten te beperken (bijvoorbeeld panelen met vierkante mazen of roosters) en het aanpassen van
de vorm en opening van het sleepnet om te kleine vis te vermijden. Er worden lichtere materialen gebruikt voor de constructie ervan, de scheerborden die de sleepnetten horizontaal openhouden kunnen geoptimaliseerd worden om de impact op de bodem te limiteren en het brandstofverbruik te minderen. De grondpees die over de bodem sleept, kan uitgerust worden met rubberen schijven om de fysieke impact op de zeebodem te verminderen en ervoor te zorgen dat bodembewonende bijvangstsoorten kunnen ontsnappen. De sleepnetvisserij dieper dan 800 meter is verboden in Europese wateren, omdat de impact op de fragiele ecosystemen in de diepzee te groot is.
PELAGISCH SLEEPNET
Het pelagisch sleepnet wordt gebruikt voor soorten die in de waterkolom leven.
➜ Doelsoorten: haring, makreel, zeebaars, ansjovis, sardien,…
Met behulp van moderne elektronica (sonar en echolood) kunnen zowel pelagische als bodemsleepnetvissers zich heel precies richten op hun vangsten. Zij kunnen tevens spelen met de lengte van de kabel en hun snelheid. De netten worden ontworpen in functie van de doelsoort en de visgrond. De vangst wordt ofwel bewaard in bakken met schilferijs in het koelruim, ofwel bewaard in koeltanks gevuld met zeewater om ze vervolgens aan land te verwerken. In het geval er ver van de kust gewerkt wordt, kan op daartoe aangepaste schepen, onmiddellijk op zee verwerkt en ingevroren worden.
BOOMKOR
De boomkorkotter sleept aan beide kanten van het vaartuig een zakvormig sleepnet voort. Elk van deze sleepnetten is bevestigd in een zware metalen armatuur, bestaande uit een horizontale boom gemonteerd op twee sloffen die over de bodem schuiven. Zo wordt het net horizontaal en verticaal opengehouden. Het net wordt voorzien van metalen wekkerkettingen die het sediment verstoren en de platvissen opjagen, om ze vervolgens te vangen.
➜ Doelsoorten: platvissen (zoals schol en tong), Noordzeegarnaal …
Nieuwe methoden worden uitgeprobeerd om de impact van de boomkorvisserij te verminderen. Rolsloffen (met wielen) en/of een hydrodynamische vleugel (i.p.v. de oorspronkelijke stalen buis) verminderen de bodemberoering en het brandstofverbruik. Het aanpassen van de vorm en de richting van de mazen doet de weerstand verminderen en bevordert de ontsnapping van de bijvangst.
De bodemtrawlvisserij bestrijkt ongeveer 5 miljoen km², wat overeenkomt met 1,3% van de wereldzeeën. Deze verstoring van de zeebodem resulteert op termijn in CO2-uitstoot équivalente aan 15-20% van de CO2 die jaarlijks door de oceaan wordt geabsorbeerd, en is vergelijkbaar met de geschatte koolstofverliezen in de bodem die door de landbouw worden veroorzaakt.
( bron: Sala et al., Nature 2021)
Deense en Schotse bodemzegens
Deze netten zijn vergelijkbaar met bodemsleepnetten, maar worden gekenmerkt door het in een cirkel uitzetten van twee lange touwen (ten minste 2,5 km) met in het midden een net. Bij het binnenhalen van de lijnen worden de bodemvissen naar de opening van het net gejaagd. Het verschil tussen Deense en Schotse zegen bestaat erin dat bij de “Deense zegen” (ook wel “ankerzegen” of “snurrevåd” genoemd) het schip voor anker ligt bij het binnenhalen, terwijl bij de “Schotse zegen” (ook wel “flyshoot” of “Scottish sein” genoemd) het vaartuig aan een lage snelheid vooruit vaart.
➜ Doelsoorten: semi-demersale vissen zoals ponen, zeebarbeel en harders.
Mogelijke milieu-impact van Deense en Schotse zegens:
- Bijvangst van te kleine exemplaren van de doelsoorten;
- Bijvangst van (te kleine) exemplaren van soorten die niet tot de doelsoorten behoren;
- Beroering van de zeebodem en vernieling van de habitat (afhankelijk of het type habitat minder of meer gevoelig is);
- Aantasting of eliminatie van sedentaire soorten, zoals algen, riffen van koralen, sponzen, kokerwormen, enz.
Het lage brandstofverbruik en de hoge kwaliteit van de aangelande vis zijn twee voordelen van deze vistechnieken. Hun grootste nadeel is het grote oppervlak dat deze vissers nodig hebben om hun visserij uit te voeren.
Ringnetten
RINGNETTEN ZONDER SLUITLIJN: RINGZEGEN
Zegens zonder sluitlijn hebben een centrale lepelvormige kuil (gemaakt van licht, zeer resistent netmateriaal) die aan weerszijden voorzien is van grote vlerken. De vis wordt gevangen als de beide vleugels op hetzelfde moment aan boord worden gehesen.
➜ Doelsoorten: sardien, ansjovis, tonijn …
RINGNETTEN MET SLUITLIJN: LAMPARA EN BOLINCHE
De ringzegen met sluitlijn wordt aan de Atlantische kust “bolinche” genoemd, in de Middellandse Zee “lampara”. De vissen worden omcirkeld met een muur van netten die tot honderden meters lang kunnen zijn. De basis van het net wordt toegetrokken om een “beurs” te vormen waarin grote hoeveelheden vis tegelijkertijd gevangen worden. Deze netten worden ook gebruikt om levende blauwvintonijn te vangen in de Middellandse Zee (om ze vervolgens te verplaatsen naar een vetmestkooi)
of in de Indische Oceaan (tonijn verwerkt tot diepvriesproduct).
➜ Doelsoorten: tonijn, haring, makreel …
Mogelijke milieu-impact van ringnetten:
- Accidentele vangst van niet-doelsoorten, in het bijzonder van zeezoogdieren, schildpadden en haaien;
- Bijvangst van te kleine exemplaren van de doelsoorten.
Wetenschappelijke waarnemers aan boord van tonijnvisserijschepen bestuderen verschillende technische maatregelen om de bijvangst te minderen (haaien, dolfijnen, enz.): ontsnappingsluiken, het gebruik van afweergeluiden of een correcte manier om de bijvangst terug los te laten in zee. Dit alles om de overleving van de teruggezette individuen te verbeteren.
Dreggen
Aan één trekstang worden meerdere (tot 14) zakvormige (metalen) netten vastgemaakt in een metalen armatuur. Een schip kan achteraan of zijdelings tot twee trekstangen voortslepen. Voor het vissen van schelpen die op de zeebodem voorkomen (sint-jakobsschelpen, mosselen, …), is de sleepbalk voorzien van metalen tanden die de zeebodem omwoelen. Voor begraven schelpdieren (kokkels, tapijtschelpen…) is de sleepbalk uitgerust met een mes dat fungeert als schraper. Sommige dreggen zijn uitgerust met hydraulische apparatuur (hydraulische dreggen).
➜ Doelsoorten: sint-jakobsschelp, mosselen, kokkels, tapijtschelp, venusschelp …
Mogelijke milieu-impact van dreggen:
- Bijvangst van (te kleine) exemplaren van soorten die niet tot de doelsoorten behoren;
- Het gewicht van het tuig heeft een grote vernietigende werking op de zeebodem. Hoe zwaarder de korren, hoe groter hun impact;
- Men haalt de korren op met behulp van een lier. De tuigen zijn vrij gevaarlijk in gebruik voor de vissers wegens hun gewicht en de weerstand die ze bieden tegenover obstakels. De meest recente korren zijn voorzien van springveren.
Men ontwikkelde nieuwe korren zonder tanden, wat de impact op de zeebodem vermindert.

PASSIEVE VISSERIJMETHODES
Kieuwnetten en soortgelijke staande netten
KIEUWNETTEN
Het net is opgebouwd uit mazen die een gordijn vormen dat verticaal in het water staat of hangt. Vissen komen erin vast te zitten met hun kieuwdeksels. Gezien de wijdte van de mazen gereglementeerd is, kunnen kleine exemplaren er doorheen glippen.
Geankerde kieuwnetten worden op de bodem geplaatst en vastgemaakt met behulp van een anker. Ze komen in een verticale positie in het water te staan door drijflichamen in de bovenpees en zinkers in de onderpees. Ze kunnen enkele kilometerslang zijn en vangen benthische of demersale
soorten.
➜ Doelsoorten : benthische soorten zoals tong, wijting, zeeduivel …Drijfnetten (verboden in Europese wateren) hangen als een gordijn vanaf het oppervlak in de waterkolom en laten toe om op pelagische soorten te vissen. De netten drijven mee met de dominante stromingen.
➜ Doelsoorten : sardien, haring, zwaardvis, tonijn, pijlinktvis …
SCHAKELS OF WARRELNETTEN
Dit net bestaat uit 3 lagen mazen: een interne laag en twee externe lagen met een grotere maaswijdte. De gevangen vissen raken verstrikt en komen steeds vaster te zitten bij het spartelen. Warrelnetten kunnen, net zoals de kieuwnetten, verankerd worden of drijvend in de waterkolom hangen.
➜ Doelsoorten: migrerende zalm en zeeforel (verankerde netten). Haring, tonijn, pijlinktvis, haai.
Milieu-impact van staande netten:
- Vangst en teruggooi van niet-doelsoorten (waaronder bedreigde soorten);
- Verlies van vistuig, met als gevolg spookvisserij (het verloren materiaal blijft dieren vangen);
- Bijvangsten van zeezoogdieren, en incidenteel zeeschildpadden.
In overeenstemming met de nationale regelgeving moet het aantal staande netten en het aantal lopende meters die een visser in bezit heeft, aangegeven worden en mogen ze niet achtergelaten worden op zee (normaal gezien worden deze netten binnen de 24 en 48 uur opgehaald nadat ze werden uitgezet). Drijvende netten (zowel kieuw- als warrelnetten) zijn sinds 2002 verboden in de wateren van de EU omdat er accidenteel zeezoogdieren in de netten terecht komen.
Lijnen en haken
SLEEPLIJNEN EN HENGELS
Sleeplijn: een lange lijn, voorzien van meerdere haken (met aas of andere lokmiddelen), wordt achter een schip aan voortgesleept. Hengel: maakt gebruik van lijnen waaraan haken met aas worden gehangen. Ze worden manueel of machinaal bediend. Deze techniek (soms met de Engelse term “pole and line” aangeduid) maakt het mogelijk om te jagen op vissen die naar het oppervlak worden aangetrokken door het aas of door het licht.
➜ Doelsoorten: tonijn, makreel, zalm, zeebaars …
Mogelijke milieu-impact van sleeplijnen en hengels:
- Deze technieken hebben weinig invloed op het milieu, op voorwaarde dat de geldende beheersregels worden nageleefd.
BEUGLIJN
Deze methode (in het Engels “longline” genoemd) bestaat uit een lange hoofdlijn, voorzien van meerdere zijlijnen die elk van een haak met aas voorzien zijn. Bij de offshore visserij kan de beuglijn een lengte hebben van 20 km en 12.000 haken dragen, terwijl in de kustvisserij deze lijnen lichter zijn en tot maximaal 1.200 haken dragen. Vaak worden sardienen of pijlinktvissen gebruikt als aas.
Grondbeug: De lijn wordt tijdelijk op de bodem achtergelaten voor het vissen van zeebaars, heek,
kabeljauw, tandbaars …Drijvende beug: Door het gebruik van vlotters wordt de lijn horizontaal in het midden van de
waterkolom gehangen en tijdelijk achtergelaten. Voor het vissen op zwaardvis, tonijn, haai … op
volle zee.
Mogelijke milieu-impact van beuglijnen:
- Bijvangst van zeevogels in de haken;
- Bijvangst van niet-doelsoorten, waaronder bedreigde soorten zoals haaien en zeeschildpadden;
- Verlies van vistuig met “spookvisserij” tot gevolg (het verloren materiaal blijft dieren vangen);
Dit probleem is echter van korte duur, gezien het aas verdwijnt. Het gebruik van cirkelvormige vishaken kan de accidentele vangst van haaien of zeeschildpadden verminderen, en het plaatsen van beuglijnen tijdens de nacht kan de vangst van vogels verminderen. Het gebruik van gewichten zorgt ervoor dat de beuglijnen sneller zinken en het gebruik van gekleurde, klapperende linten, schrikken vogels af en houdt ze op afstand.

Vallen: korven, fuiken en weren
Vallen zoal korven en fuiken, worden vooral gebruikt voor de vangst van schaal- en schelpdieren die op de bodem leven. Ze worden uitgerust met aas van verse vis en op de zeebodem geplaatst. Ze worden gedurende een periode, gaande van enkele uren tot enkele dagen, ter plaatste gelaten. Sommige vissers landen hun vangsten dagelijks aan. Andere bewaren de schaal- en weekdieren aan boord in watertanks, terwijl ze meerdere weken op zee vertoeven. Deze visserijtechniek is selectief en houdt de dieren levend in het geval teruggooi nodig is door bijvangst.
➜ Doelsoorten: krab, langoest, kreeft, octopus, kongeraal, paling (fuik), blauwvintonijn (fuik)…
Mogelijke milieu-impact van korven en vallen:
- Verloren materiaal blijft dieren vangen (spookvisserij);
- Deze technieken hebben in hun geheel een beperkte invloed op het milieu, mits de beheersregels worden nageleefd.
Het gebruik van ontsnappingsluiken vermijdt de vangst van te kleine dieren. Er bestaan ook systemen waarbij de netten die over de korven of fuiken zijn geplaatst, vergaan na een aantal weken van onderdompeling (vermijden van spookvissen).
Handmatige schelpdiervisserij in getijdengebied
Bij laagwater gaan professionele vissers te voet schelpdieren verzamelen in het getijdengebied. Wat
men in Frankrijk “pêche à pied” noemt.
➜ Doelsoorten: kokkel, tapijtschelp, venusschelp …
Mogelijke milieu-impact van handmatige schelpdiervisserij (getijdengebied):
- Vertrappelen van de strandflora;
- Verstoren van vogels;
- Deze techniek van vissen is verder zeer respectvol voor het milieu onder voorwaarde dat de beheersregels gerespecteerd worden (visseizoen, quota ...).
Handmatige schelpdiervisserij al duikend
De visser gaat al duikend (met of zonder perslucht) op zoek naar schelpdieren in water van enkele meters diep. Er wordt met de hand ingezameld.
➜ Doelsoorten: sint-jakobsschelp, zee-oor, spinkrab,
zee-egel …
Mogelijke milieu-impact van handmatige schelpdiervisserij (duikend): Deze techniek van vissen is zeer respectvol voor het milieu onder voorwaarde dat de beheersregels gerespecteerd worden (visseizoen, quota ...).
Tot slot
Dankzij wetenschappelijk onderzoek en medewerking van vissers verbetert de selectiviteit van visserijtechnieken binnen de Europese Unie. De in 2015 ingevoerde verplichting om bepaalde soorten aan te landen en niet terug te gooien moedigt vissers aan om selectievere technieken te ontwikkelen en te gebruiken. Visserijbedrijven die met selectiever gereedschap werken krijgen de voorkeur. Raadpleeg uw leverancier voor meer inlichtingen hierover.
De selectiviteit van vistechnieken binnen de Europese Unie verbetert dankzij wetenschappelijk onderzoek en de samenwerking met vissers. De landingsplicht voor bepaalde soorten, die sinds 2015
werd ingevoerd (herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid), moedigt vissers aan om meer selectieve technieken te ontwikkelen en te gebruiken. Visserijen die gebruik maken van meer selectieve hulpmiddelen moeten worden gepromoot; informeer bij uw leverancier.
FAD's (Fish Aggregating Devices) - Lokboeien
➜ FAD’s of lokboeien worden vooral gebruikt om pelagische soorten te vangen.
➜ FAD’s trekken een heel ecosysteem aan: zowel doelsoorten (inclusief juvenielen) als niet-doelsoorten (haaien, roggen, enz.). Op mondiaal niveau vertegenwoordigen de vangsten rond FAD’s eer dan de helft van de wereldwijde vangsten van tropische tonijn. In de Indische Oceaan is dit 60% voor het vissen met de zegen. Deze objecten leiden tot een verandering in het biologische gedrag van vissen en hun ecologische impact is nog niet volledig gekend.