Overslaan en naar de inhoud gaan

Laatst bijgewerkt: december 2018

 

Drie soorten oesters zijn aanwezig in onze streken:

 

• De inheemse Europese platte oester Ostrea edulis was tot op het einde van de 19de eeuw de enige oestersoort in Europese wateren. Op het eind van de 20ste eeuw werd de soort belaagd door de oesterparasiet (Bonamia ostreae), waardoor de productie – vandaag nog steeds – beperkt is.


• De Portugese oester (Magallana angulata, voordien Crassostrea angulata genoemd en mogelijks genetisch identiek aan Magallana gigas) werd in de 19de eeuw per ongeluk in Frankrijk geïntroduceerd, toen een koopvaardijschip in nood zijn lading met oesters uit Portugal overbood kieperde in het estuarium van de Gironde. De soort heeft zich op een natuurlijke manier aangepast en zich van daaruit verspreid. In de 20ste eeuw werd het in Frankrijk zelfs de belangrijkste oestersoort in de kwekerijen. De Portugese oester werd in de jaren 70 door een besmettelijke oesterziekte getroffen.

 

• Toen alle kwekerijen langs de Atlantische kust vernield dreigden te worden, grepen de kwekers naar de Japanse oester (Magallana gigas, voordien Crassostrea gigas genoemd) die uit Canada en Japan werd ingevoerd. Deze laatste wordt in België ook ‘holle oester’, ‘Pacifische oester’ of ‘creuse’ genoemd. De Japanse oester overheerst momenteel de Europese productie.

 

 

 

In 2016 importeerde België 1 940 ton oesters waarvan 60% afkomstig was uit Nederlandse en 40% uit Franse oesterkwekerijen. Hiervan werd 70% levend ingevoerd: 162 ton platte oester (Ostrea edulis) en 1 200 ton holle oesters – ook Japanse oester, Pacifische oester of ‘creuse’ genoemd (Magellana gigas, voordien Crassostrea gigas genoemd). De andere 30% van de import betreft bevroren, gerookte en op andere manieren bewerkte oesters.

 

Ongeveer de helft van de productie van de Nederlandse oesterkweek (in de Oosterschelde en Grevelingenmeer in Zeeland) is bestemd voor de Belgische markt. Creuses domineren er de productie (20-35 miljoen exemplaren) tegenover 1 miljoen platte oesters. Al bij al is de Nederlandse oesterkweek zeer bescheiden tegenover de Franse die jaarlijks ongeveer 1,3 miljard oesters produceert.

 

 

Oesterzaadproductie

Het overgrote deel van de oesterproductie berust op natuurlijke voortplanting in zee, waarbij oesterbroed in het wild wordt verzameld. Er bestaan ook broedhuizen en speciale broedpercelen waar oesterbroed opgroeit, dat ofwel afkomstig is van wilde dieren (met een natuurlijke genetische diversiteit) ofwel gefabriceerd wordt in het labo (om steriele, sneller groeiende dieren te verkrijgen). Het duurt 2 tot 4 jaar om een vermarktbare grootte te bereiken. De baai van Arcachon is de belangrijkste producent van oesterbroed in Europa (met 4 miljard jonge oesters per jaar) en voedt de andere productiezones in Frankrijk en in het buitenland. In Nederland wordt het oesterzaad voor de kwekerijen in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer (Zeeland) uit het wild opgevangen.

 

Triploïde of zomeroesters

De oester is van nature diploïd, zoals elk levend wezen dat zich geslachtelijk voortplant: elke cel heeft van elk chromosoom één paar (één afkomstig van vader en één van moeder). Een diploïde oester besteedt ongeveer 2/3 van zijn energie aan de voortplanting. Triploïde oesters worden bekomen door in het labo één extra chromosoom toe te voegen, waardoor men steriele exemplaren verkrijgt. Steriele oesters groeien veel sneller en kennen geen voortplantingsseizoen. Ze worden dan ook niet ‘melkachtig’ (zaadvocht) in de zomermaanden, waardoor de verkoop gewoon kan doorgaan. De economische en ecologische relevantie van triploïde oesters is onder oesterkwekers een onderwerp van discussie. Recent luidt de vraag om de consument via het etiket duidelijk mee te geven dat er in de verpakking diploïde of triploïde oesters zitten.

 

Crisisjaren

Het herpesvirus OsHV1 (ongevaarlijk voor de mens) woedt sinds 2008 in de Europese oesterculturen. Het veroorzaakt hoge sterfte bij jonge Japanse oesters en leidde tot het ineenstorten van de productie. Vanaf 2012, stak er een nieuwe infectie de kop op. Vibrio aestuarianus treft vooral volwassen Japanse oesters. De infecties hebben tot 2015 de economische rentabiliteit van talrijke Europese oesterkwekerijen verzwakt. Hoewel de productie nog niet volledig hersteld is en bacteriële besmettingen door vervuild regenwater of gebrekkige waterzuivering af en toe eens spelen, maken de hogere prijzen veel goed voor de levensvatbaarheid van de sector. In Nederland blijven de oesterkwekers het in de Oosterschelde moeilijk hebben door het herpesvirus en de Japanse oesterboorder, een kleine roofslak die een gaatjes boort in jonge oesters en het vlees opeet.

 

In Europa zijn maar enkele wilde oesterbanken blijven bestaan, maar die zijn vaak heel snel
uitgeput. Op wereldvlak blijft de exploitatie van wilde oester belangrijk in Mexico (Crassostrea virginica), de Verenigde Staten (Crassostrea virginica) en in Zuid-Korea (Magellana gigas).

 

 

 

TE ONTHOUDEN

  • Frankrijk is de vijfde grootste producent van kweekoesters ter wereld, na China die de markt domineert, Zuid-Korea, Japan, en de Verenigde Staten. Nederland (Zeeland) is eerder een kleine speler.
  • Sinds het begin van de jaren 2000 is men ook oesterlarven gaan produceren in broedhuizen.
  • Sinds kort zijn er oesters op de markt met een Europees biogarantielabel en een ASC-label.
  • Eén Deense visserij op wilde Ostrea edulis en een Nederlandse visserij op Ostrea edulis en Magellana gigas zijn gecertificeerd met een MSC-label.

WEETJES

Voor feestelijke gelegenheden

In Europa piekt het verbruik van hoofdzakelijk levende oesters tijdens de eindejaarsfeesten. Frankrijk heeft het Europese consumptierecord op zijn naam staan, met meer dan 1,12 kg verbruik per inwoner per jaar (gemiddeld levend gewicht voor periode 2013-2015).

 

Goede milieu-indicator

De oesterproductie hangt sterk af van de kwaliteit van het natuurlijk milieu. Oesters filteren en consumeren de in het water zwevende deeltjes, zo ook fytoplankton dat onmisbaar is voor hun groei. Wijzigingen in het milieu (temperatuur, uren zonneschijn, waterkwaliteit ...) hebben een belangrijke invloed op hun levenscyclus. De technieken voor een optimale kweek zijn bekend, maar voor de productie is het absoluut noodzakelijk om het milieu continu te monitoren.